6. De sleepreis van de Zwarte Zee en de ondergang van het wrak. (met toestemming van Smit-Tak grotendeels overgenomen uit "De Sleeptros" 1967 van Smit).
Zoals eerder beschreven, is het wrak na het kapseizen blijven drijven. Als oorzaak hiervan wordt verondersteld, dat het erts door de luikhoofden op de bodem van de oceaan is gestort. Hierdoor is het schip uiteraard veel lichter geworden. De ladingtanks waren leeg, dus het wrak behield een groot drijfvermogen. Uiteraard kon deze toestand voor de zeevaart natuurlijk niet blijven bestaan en moest men op hoog niveau beraden, wat er gedaan moest worden met het wrak. Hieronder volgt een, door de schrijver van dit verhaal, een enigszins ingekorte weergave van het originele verhaal, uit de "Sleeptros", een personeels-orgaan van het toenmalige sleepbedrijf van de Fa. Smit.
Het verhaal luidt als volgt:
Na de explosie werden de eerste noodseinen opgevangen door marconist Bonke van de, Zwarte Zee. Het bleek, dat de seinen door weinig schepen waren opgevangen. Bovendien waren de meesten ver verwijderd van de plaats van het ongeluk. Tegen de avond meldde het Poolse passagiersschip Batory, dat het de 41 opvarenden van de inmiddels gekapseisde tanker aan boord had genomen. Een van hen overleefde de ramp niet. De Duitse sleepboot Seefalke bereikte als eerste sleepboot het inmiddelsondersteboven drijvende schip. Zij slaagde erin een sleepverbinding door het schroefraam tot stand te brengen. De Zwarte Zee, die zich op 600 mijl afstand van het wrak bevond, arriveerde een dag later. Inmiddels was, t.g.v. het slechte weer, de sleepverbinding met de Seefalke verbroken. Op dat moment was er door assuradeuren en de eigenaar beslist, dat de Zwarte Zee kon vastmaken aan het wrak, om het te verslepen naar een geschikte plaats bij de Canarische eilanden, waar een duikonderzoek zou kunnen plaats vinden
Hoofdwerktuigkundige Toledo van de Zwarte Zee vertelt het volgende:
"Snel lagen twee motorboten van de Zwarte Zee in het water. De wind was toegenomen tot kracht zes en de zee was ruw. De mensen in de werkboot, onder leiding van stuurman Bos, zouden trachten door middel van een rocket een lijn door het schroefraam te schieten. Onze mannen in de reddingboot, onder leiding van stuurman Scholte, zouden de lijn aan de andere kant van het wrak trachten te pakken.
Vijf maal werd er geschoten. Driemaal wist bootsman Lievaart de lijn door het schroefraam te krijgen. Dit was zeer moeilijk, want het schroefraam verdween meestentijds geheel onder water. De zee was zo ruw, dat de lijn geregeld brak. Er werd besloten de volgende dag verder te gaan. Weer gingen de werkboot overboord. De eerste stuurman en ik klommen op het wrak om een andere mogelijkheid voor een sleepverbinding te zoeken. Het was een vreemde gewaarwording te lopen over de bodem van een omgeslagen schip. We zochten een plaats om aan vast te maken. We vonden een inlaatkast op het voorschip. Het rooster werd verwijderd, het gat opgemeten en de gegevens doorgegeven aan de Zwarte Zee. Bootsman Liebvaart en de matrozen de Gelder en Oskam kwamen met de gevraagde spullen op het wrak. Zware zeeen sloegen inmiddels over de Jacob Verolme. Na een paar uur hard werken lag de Zwarte Zee vast. Nu maar afwachten of de verbinding sterk genoeg zou zijn. Het vermogen van de machines werd opgevoerd tot een driemaals vaart. Toen het donker werd was het wrak bijna niet meer te zien. Zelfs met de schijnwerper was het moeilijk er iets van waar te nemen. De Seefalke werd verzocht in de buurt van het wrak te blijven en te waarschuwen als het zou zinken, zodat we dan optijd de rem van de sleeplier los konden draaien. Er kwam een schip in zicht, dat recht op het wrak afvoer. De Seefalke begon het schip op de lamp te roepen, maar kreeg geen antwoord. Vervolgens schoot de Seefalke twee vuurpijlen af. Daarop reageerde het schip met de vraag : "Heeft u hulp nodig??" "Wij niet" antwoordde de Seefalke, "maar u straks wel als u op die koers blijft varen". Het schip ging toen maar snel stuurboord uit. Vrijdags werd voor alle zekerheid een sterkere reserve sleepverbinding gemaakt. Ditmaal met een ketting, in plaats van met een strop. Op zaterdagmorgen om half vier, twintig mijl ten zuiden van el Hierro, ging er een schok door ons schip. Strop gebroken. Met de meeste spoed werd de sleepdraad ingehaald en alles klaargemaakt om opnieuw vast te maken. Het weer was prachtig en de zee was vlak. Weldra ging de werkboot overboord. Het was nog donker toen we op de sleep aankwamen. De sterkere sleepverbinding werd klaargemaakt. De mensen van de Seefalke waren inmiddels ook op het wrak geklauterd. Zij hadden een haak gemaakt, die in een gat in de bodem werd gestoken. Daarop maakte de Seefalke vast. Voor het middaguur stond ook de Zwarte Zee weer vast. Weer trekken, knal, weer de tros gebroken. Nu was de sluiting kapot getrokken. Weer terug naar de sleep. Om vier uur 's-middags stonden we weer vast en nu goed! Samen met de Seefalke sleepten we de Jacob Verolme met een driemijls vaart in de richting van Gran Canaria, een riskante reis van 265 mijl". (aldus het relaas van hoofdwerktuigkundige Toledo). Het wrak van de Jacob Verolme bleef een zorgelijke sleep. Ondanks harde wind, hoge deining en zware tegenstroom bereikte het transport de zuidwest kant van Gran Canaria, waar vijf mijl uit de kust een duikonderzoek plaats vond. Dit onderzoek werd verricht door de heer Moerkerk, die samen met de duikers Pols en Pardoes vanuit Nederland naar Gran Canaria was gevlogen. Zoals gezegd wachtte de sleepboot-bemanning van de Zwarte Zee nu op de beslissing van de rederij en de verzekeraars over de vraag wat er nu met het wrak moest gebeuren. Op zaterdag 4 maart, nadat de Seefalke en de Zwarte Zee het wrak meer dan 40 dagen op sleeptouw hadden gehad, werd er definitief over haar lot beslist. De opdracht van de rederij en de verzekeraars luidde: "Tot zinken brengen". vervolg deel 7
|